Bij de bron van de Donau
Mijn stappen in de richting van het huis lijken op zinnen op een vel papier, mijn voeten betasten de drassige grond en ontwijken een modderpoel zoals de pen om en over de blanke vlaktes van het vel papier gaat, een stuwing in hart en gedachten omzeilt, verder schrijft alsof het een inktvlek is en doet alsof ze deze heeft overwonnen terwijl ze hem alleen maar heeft ontweken en, onopgelost en glibberig, achter zich gelaten . schrijven zou zo moeten zijn als die stroompjes die door het gras sijpelen; die zijn van een frisheid die heel bescheiden aan het licht komt maar toch onuitputtelijk is; die nederige ingehouden znag van het leven lijkt op de peinzende ondoorgrondelijke blik van Maddalena , en niet op de sombere droogte van het geschreven woord, een watervoorziening die vaak gebrekkig functioneert.
Claudio Magris, Donau, biografie van een rivier, Bezige Bij, 2020, p. 25.
Comments